
Volgens het principe van de gelijkheid onder erfgenamen hebben erfgenamen die in dezelfde mate aan de erflater verwant zijn (bv. zijn kinderen) recht op een even groot erfdeel in zijn nalatenschap. Dit principe is evenwel niet dwingend: via schenking of testament kan men toch een ongelijkheid creëren, zolang men het minimale erfdeel van de beschermde erfgenamen respecteert.
Opvallend genoeg bevat het erfrecht van verscheidene rechtsstelsels, waaronder dat van België, een corrigerend mechanisme dat deze ongelijkheid in bepaalde gevallen opnieuw ongedaan maakt als de beschikker overlijdt: verrekening via inbreng. Deze techniek voorkomt dat een erfgenaam die door de erflater begunstigd is, zijn kosteloze voordeel kan cumuleren met zijn erfdeel. Het voordeel wordt gezien als een louter voorschot op dit erfdeel.
Gelijkheid onder erfgenamen behandelt de vele fundamentele vragen die het concept van verrekening doet rijzen. Waarom beschouwt de wetgever bepaalde kosteloze voordelen aan erfgenamen als een te verrekenen voorschot op hun erfdeel? Is een dergelijk systeem wenselijk? En vooral: op welke vormen van familiale solidariteit zou de verrekening dan van toepassing moeten zijn?
Het boek biedt hierbij een kritische en rechtsvergelijkende analyse van de bijzonder actuele problematiek van kosteloze bewoning, renteloze lening en kosteloze dienstverlening. De auteur tekent zo de contouren uit van een vernieuwd en rechtvaardiger concept van erfrechtelijke gelijkheid, met concrete, werkbare parameters en zonder de gevoeligheden van familiale relaties uit het oog te verliezen.
Hoofdstuk I. Het principe van de gelijkheid onder erfgenamen (p. 1)
Hoofdstuk II. Probleemstelling en onderzoeksvragen (p. 9)
Hoofdstuk III. Onderzoeksmethode (p. 19)
Hoofdstuk IV. Structuur (p. 33)
Hoofdstuk I. Wettelijke verrekening (p. 35)
Hoofdstuk II. Verrekening als optionele modaliteit (p. 61)
Hoofdstuk III. Opportuniteit van een wettelijke verrekenplicht (p. 65)
Hoofdstuk I. Personen die tot verrekening gehouden zijn (p. 71)
Hoofdstuk II. Personen die verrekening kunnen vragen (p. 127)
Hoofdstuk I. Het onderscheid tussen een multifunctioneel en een zelfstandig voordeelsbegrip (p. 135)
Hoofdstuk II. Het criterium van kosteloosheid (p. 147)
Hoofdstuk III. Het criterium van de bedoeling van de beschikker (p. 163)
Hoofdstuk IV. Het criterium van de economische impact (p. 245)
Hoofdstuk I. Vrijstelling van wettelijke verrekening (p. 377)
Hoofdstuk II. Verrekening opgelegd door de beschikker (p. 413)
Algemeen besluit (p. 421)
Bibliografie (p. 463)
Bijlage – Relevante wetteksten (p. 485)